Burgemeesterswoning aan de Marquettelaan (H09)

Adres: Marquettelaan 33, 1964 JR Heemskerk
Kadastraal: D 6640

Inleiding

Op een ruim perceel aan de zuidwestzijde van de Marquettelaan gelegen BURGEMEESTERSWONING uit 1930 genaamd "Heemsoord" met bijbehorende GARAGE, TUSSENMUUR en ERFSCHEIDING. Het woonhuis en de daarmee door een uit de bouwtijd daterende tussenmuur verbonden garage werden gebouwd in de stijl van de Delftse School naar ontwerp van de Amsterdamse architect J. Zietsma1. Opdrachtgever was het gemeentebestuur van Heemskerk dat op zoek was naar een geschikte ambtswoning voor de nieuwe burgemeester W.M.J.A. Vreugde, wiens voorganger J.J.M. Wiegman in 1929 benoemd was tot burgemeester van Wassenaar. De enige daarvoor in aanmerking komende bestaande woning in de gemeente, was de door burgemeester Seret in 1907-1908 gebouwde villa Rijksstraatweg 16, die Wiegman had gekocht van de weduwe Seret-Ribbius. De gemeenteraad vond dit huis echter te ver uit het centrum liggen en gaf de voorkeur aan nieuwbouw2. Omdat het college de nieuwe ambtswoning graag gebouwd zag aan de Marquettelaan, werd de familie Gevers benaderd om een perceel grond van 800 m² aan deze laan te verkopen. De weduwe van jhr.mr. Hugo Gevers van Marquette, jkvr. Paulina Adriana van Lennep "zonder vaste woonplaats, thans verblijf houdende te Dilbeek (België)" bleek bereid voor dit doel 1000 m² grond (later vermeerderd tot 1500 m²) aan de gemeente te schenken onder een aantal voorwaarden3. Onder meer diende het uitgespaarde bedrag van circa ƒ 6000,- voor aankoop van grond ten goede te komen aan de woning. Ook werd de keuze van de architect voorgeschreven: "de woning zal moeten worden gebouwd onder architectuur en wel van den Heer J. Zietsma, architect te Amserdam". De schenking werd door het gemeentebestuur onder grote dankbaarheid aanvaard4. Zietsma maakte in februari 1930 twee ontwerptekeningen uitgaande van dezelfde plattegrond5. Het ene ontwerp toont de woning met een zadeldak en een ten opzichte van het huis terugliggende garage. Op de andere tekening heeft de woning een schilddak en is de garage naar voren geplaatst. Aan laatstgenoemd ontwerp werd de voorkeur gegeven en deze variant werkte Zietsma in april uit in een definitieve ontwerptekening. Op 26 juni 1930 sloot het gemeentebestuur een contract met aannemer Pieter de Nijs uit Castricum om het werk voor ƒ 15.967,50 uit te voeren6. Overigens was de aannemer blijkens de overeenkomst al op 16 juni begonnen met de bouw. De eerste steen werd op gelegd op 25 juli 1930 door Maura Vreugde, dochter van de burgemeester. In 1955 liet de gemeente de garage verlengen en door een overdekte doorloop verbinden met het woonhuis7. Van de erfscheiding langs de voortuin maken de uit de bouwtijd daterende gemetselde bloembakken en hekpijlers deel uit van de bescherming.
N.B. De uit 1996 daterende serre linksachter valt evenals de genoemde aanbouwen uit 1955 buiten de bescherming.

Omschrijving

Op rechthoekig grondplan gebouwd woonhuis van twee bouwlagen onder een schilddak met de nok evenwijdig aan de weg. Het dak is gedekt met gesmoorde opnieuw verbeterde Hollandse pannen en heeft een ruim overstek waarlangs een zinken mastgoot op halfronde smeedijzeren beugels. De buitengevels zijn opgetrokken in bruinroze machinale waalsteen in Vlaams verband met verdiepte voeg. Links en rechts op de nok staat een rechthoekige schoorsteen van dito baksteen in halfsteens verband. Onder de vensters bevinden zich dunne lekdorpeltegels van gres. De kozijnen van de deuren en de grotere vensters zijn zwaar uitgevoerd. Het merendeel van de bovendorpels op de parterre is voorzien van een geprofileerde waterlijst. De vensters op de eerste verdieping zijn direct onder het dakoverstek geplaatst.
In het midden van de voorgevel (NO) bevindt zich een uitgebouwde entree waarin een door smalle zijlichten geflankeerde achtruits glasdeur. Het platte dak boven de entree heeft rondom een ruim overstek dat dient als afdak. Vóór de deur ligt een gemetselde stoep van bruinroze bakstenen op hun plat. In de rechterzijde van de uitgebouwde entree bevindt zich een hardstenen brievenbus waarin een verticale gleuf onder een halfrond afdakje om de post droog te houden. Ter weerszijden van de entree heeft de voorgevel achtereenvolgens een smal (val)raampje en een klein keldervenster. Rechts in de gevel bevindt zich een liggend keukenvenster waarin drie vierruits ramen, en links op beide bouwlagen en evenals rechts op de verdieping een venster waarin twee vierruits ramen. Beide parterrevensters kunnen afgesloten worden met paneelblinden waarvan de panelen aan de buitenzijde zijn samengesteld uit vellingschroten en aan de binnenzijde uit schroten met een gegolfd profiel. Onder het linker parterrevenster is een eerste steen ingemetseld van crèmekleurig natuursteen met het opschrift "MAURA VREUGDE/ LEGDE DEZEN/ EERSTEN STEEN/ 25 JULI 1930". Boven de entree heeft de symmetrisch opgezette eerste verdieping een hoog driezijdig uitgebouwd venster met in alle drie zijden vier ruiten van lichtpaars, lichtgeel of roze glas boven elkaar. Ter weerszijden van dit door schuine dagkanten geflankeerde venster bevindt zich, evenals bij de uitgebouwde entree, een smal valraam.
De linkerzijgevel (ZO) telt drie vensters waarin twee vierruits ramen: twee op de verdieping en rechts op de parterre één. Het laatstgenoemde venster kon blijkens de nog aanwezige duimen vroeger met een luik afgesloten worden. Links heeft de begane grond een sterk buiten het gevelvlak komend venster waarin een groot liggend raam en smalle ramen opzij.
De rechterzijgevel (NW) heeft op de eerste verdieping twee bovenlichten en op de begane grond links een smal dichtgezet venster en rechts een vierruits venster, dat blijkens de nog aanwezige duimen voorzien was van een luik. Rechts van het dichtgezette venster staat haaks op de gevel een muur van metselwerk als genoemd die de woning verbindt met de garage. In deze muur bevindt zich een aan twee duimgehengen afgehangen opgeklampte rondboogdeur waarin een raampje. De voorzijde van de deur is samengesteld uit schroten met golfprofiel. Achter de tussenmuur is de rechterzijgevel voorzien van een opgeklampte voormalige buitendeur.
De achtergevel (ZW) heeft links een dubbele glasdeur waarvoor een stoep van bruinroze waalsteen, en rechts hiervan een serre met in de voorzijde een door zij- en bovenlichten omgeven dubbele glasdeur en in de linkerzijde een venster met bovenlicht. Vóór de linkerzijde van de erker is een bloembak gemetseld. Het platte serredak is toegankelijk via een door zesruits zijlichten geflankeerde dubbele glasdeur met in beide deurhelften een zesruits raam. Verder heeft de eerste verdieping links een vierruits raam en rechts een venster waarin twee vierruits ramen met ervoor twee horizontale ijzeren staven die eraan herinneren dat de achterliggende kamer bestemd was voor kinderen (het vergelijkbare venster links van het laatstgenoemde is naderhand aangebracht).

Het interieur van de woning verkeert nog gedeeltelijk in de oorspronkelijke staat en is onder meer voorzien van vlakke stucplafonds met een omgaande band (deels door verlaagde plafonds aan het oog onttrokken), driepaneelsdeuren, en gebombeerde deur- en vensteromlijstingen. De vestibule middenvoor heeft een vloer en plint van rode tegels, een vlak stucplafond met kleine koof, in de rechter muur een paneeldeurtje waarachter de brievenbus, en in de linker muur een driepaneelsdeur waarachter een houten rechte steektrap met ronde leuning leidt naar de aan de voorgevel grenzende kelder linksvoor. De kelder is voorzien van een rode betonnen vloer, gepleisterde muren en een dito vlak plafond. Vanuit de vestibule opent een door zijlichten geflankeerde glasdeur naar de in de lengterichting geplaatste centrale hal. Aan de halzijde bevindt zich rechts van laatstgenoemde deur achtereenvolgens een omlijste wandnis die vermoedelijk als garderobe dienst gedaan heeft, en een houten bordestrap naar de eerste verdieping. De bordestrap heeft linksonder een dichte houten borstwering en langs de muur een ronde leuning. Vanuit de hal geeft een tienruits glasdeur toegang tot de achterliggende woonkamer en een driepaneelsdeur tot de naast de vestibule gesitueerde wc (de woonkamer is naderhand vergroot met de ontvangkamer linksachter en de werkkamer linksvoor). In de rechter muur van de hal bevindt zich een driepaneelsdeur (met in het bovenste paneel glas) waarachter een door kasten met driepaneelsdeur geflankeerde doorgang naar de keuken rechtsvoor (de keuken is naderhand vergroot met de kinderkamer rechtsachter). De tussen de doorgang en de voorgevel gesitueerde proviandkast is uitgevoerd als kelderkast met een via een recht steektrapje van drie treden bereikbare rode tegelvloer.
De eerste verdieping heeft in de lengterichting een gang die zich boven de hal verbreed. Langs het trapgat staat een houten hek waarvan de handlijst rust op paarsgewijs geplaatste dwarsplanken. De zijkanten van de planken zijn verfraaid met een gegroefde profilering. Vanaf de gang geven driepaneelsdeuren toegang tot de sobere omliggende (slaap)vertrekken, een toilet en een rechte steektrap naar de zolder (voor de deling van de kinderslaapkamer linksachter bevond deze trap zich tussen deze kamer en de hoofdslaapkamer middenachter). De badkamer rechtsachter is vanuit de hoofdslaapkamer middenachter toegankelijk via een driepaneelsdeur. De ruime ongedeelde zolder heeft een plankenvloer, een beschoten gordingenkap en twee gepleisterde rookkanalen. Rond het trapgat bevindt zich een eenvoudig lattenhek.

De rechts van de woning gelegen garage heeft een rechthoekige plattegrond en een zadeldak met de nok haaks op de weg. Op het rondom overkragende dak liggen bruingeglazuurde Hollandse pannen (boven het jongere achterste gedeelte gesmoorde Hollandse pannen). De oorspronkelijke schuurgevels zijn opgetrokken in hetzelfde metsel- en voegwerk als de woning. De kopse voor- en achtergevel zijn uitgevoerd als puntgevel, waarbij de voorgevel geflankeerd wordt door zich verjongende steunberen met bovenaan drie uitkragende oranjerode tegels boven elkaar. In de voorzijde van de schuur bevindt zich een aan twee paar duimgehangen afgehangen opgeklampte dubbele korfboogdeur. Beide deurhelften zijn evenals de genoemde deur in de tussenmuur bekleed met gegolfde schroten en voorzien van een raampje. Middenboven in de voorgevel bevindt zich een smalle ventilatieopening. De eind nokvorst bovenin heeft een ronde voorzijde die verfraaid is met een zesbladig bloemmotief. Langs het dakoverstek boven de zijgevels bevindt zich een zinken mastgoot. De rechterzijgevel van de schuur is blind, de (oorspronkelijke) linkerzijgevel voorzien van een opgeklampte deur. In de door de latere verlenging aan het oog onttrokken oorspronkelijke achtergevel bevindt zich halverwege een smal tweeruits parterrevenster. Inwendig heeft de garage gepleisterde wanden en een met delen beschoten ziende gordingenkap.

De erfscheiding langs de voortuin bestaat uit zes circa 0,90 meter hoge blokvormige pijlers van bruine gesinterde waalsteen in Vlaams verband (de twee vernieuwde draaihekken waren vroeger van hout). De hekpijlers ter weerszijden van het pad naar de rondboogdeur zijn evenals de pijler uiterst links en die rechts van het pad naar de garage uitgevoerd als bloembak. De hekpijlers ter weerszijden van het pad naar de voordeur worden bekroond door een deksteen van Obernkirchner zandsteen met in de voorzijde de naam "HEEMS" (links) en "OORD" (rechts). De bovenzijde van de dekstenen is uitgevoerd als een flauwhellend tentdakje.

Waardering

De villa Marquettelaan 33 met bijbehorende garage, tussenmuur en erfscheiding is van algemeen belang wegens architectuurhistorische en (cultuur)historische waarde als voormalige ambtswoning voor de burgemeester van Heemskerk en als grotendeels gaaf bewaard gebleven burgemeesters-woning uit het interbellum opgetrokken in de stijl van de Delftse School. Tevens is het pand van belang als karakteristiek werk uit het oeuvre van de Amsterdamse architect J. Zietsma.